De vraagstelling vanuit de beroepspraktijk

De vraagstelling vanuit de beroepspraktijk

In het voorjaar van 2010 werd Fontys OSO benaderd door het Federatief Samenwerkingsverband WSNS 41-07 (hierna afgekort als SWV 41-07) en de Koninklijke Auris Groep (hierna ‘Auris’ genoemd) om mee te denken met een aantal vragen dat was gerezen. SWV 41-07 is een van de Samenwerkingsverbanden WSNS die initiatieven hebben ontwikkeld om het regulier onderwijs passend te maken voor een diversiteit aan kinderen en jongeren. Auris biedt speciaal onderwijs in het zogenaamde cluster 2 (spraak-, taal- en gehoorproblemen) en ambulante begeleiding voor scholen in het regulier onderwijs.

Net als andere scholen in het primair onderwijs, heeft SWV 41-07 te maken met een toenemende diversiteit in het leerlingbestand. De ervaring van leerkrachten op de 35 basisscholen voor regulier onderwijs verbonden in SWV 41-07, is echter dat het sommige scholen en sommige leerkrachten beter lukt dan andere om een dusdanig pedagogisch klimaat te scheppen dat kinderen met diverse onderwijsbehoeften zich goed kunnen ontwikkelen. In didactisch opzicht zijn veelal de benodigde kwaliteiten aanwezig om tot goede leeropbrengsten te komen. Als het gaat om de ‘bredere ontwikkeling’ van het kind en de afstemming op specifieke onderwijsbehoeften van leerlingen, bijvoorbeeld leerlingen met functiebeperkingen of meertalige leerlingen, dan worden er hiaten ervaren.

Bij Auris bleek een complementaire vraag aan de orde. Leerkrachten en onderwijszorgprofessionals van Auris lopen er tegenaan dat zij volgens de Onderwijsinspectie weliswaar een goed pedagogisch klimaat laten zien, maar dat de leerresultaten van kinderen achterblijven. Zij willen weten hoe dat kan en wat nodig is om een goed pedagogisch klimaat te creëren dat bijdraagt aan een brede ontwikkeling van kinderen, inclusief leeropbrengsten.

Gemeenschappelijk hebben de professionals van SWV 41-07 en Auris dat zij zoeken hoe tot een goede afstemming te komen tussen ‘zorg’ en ‘leren’. Zij zijn bang dat de bredere ontwikkeling van leerlingen in het gedrang komt als scholen zich primair richten op prestaties in termen van taal en rekenen. Tegelijkertijd willen ze het ‘pamperen’ van kinderen met specifieke onderwijsbehoeften tegengaan, omdat dit ten koste kan gaan van hun ontwikkeling en leeropbrengsten. Om de kwaliteit van het professionele handelen in de omgang met diverse onderwijs- en zorgbehoeften te vergroten zijn beide instellingen een samenwerking aangegaan in de verwachting dat hun complementaire expertise kan bijdragen aan het vinden van antwoorden op hun vragen en daarmee het verbeteren van hun onderwijs(zorg)praktijken.

 

De professionals van SWV 41-07 en Auris hebben vervolgens ook de samenwerking gezocht met Fontys Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg (hierna ‘Fontys OSO’) en het Instituut voor Ecologische Pedagogiek van de Hogeschool Utrecht (hierna ‘HU’) om samen met hen onderzoek te doen naar deze vragen en hun onderlinge uitwisseling te helpen vormgeven. In een aantal bijeenkomsten van professionals en andere vertegenwoordigers van de betrokken instellingen zijn de vragen en behoeften verder verkend en gearticuleerd. In deze gesprekken spraken de professionals en andere betrokkenen ook de behoefte uit om onderzoek niet te zien als iets op zichzelf, maar als deel uitmakend van een blijvende ontwikkeling binnen en tussen de scholen, en ook tussen scholen, zorginstellingen, leerlingen en ouders. In dit leerproces wordt ‘normatieve reflectie’ als belangrijk gezien. Dat wil zeggen reflectie op de waarden en onderwijsdoelen zelf met het oog op verbetering van het professionele handelen. Tevens kiezen ze voor een vorm van reflectie die zelf is ingegeven door bepaalde waarden, zoals respect, openheid (om te leren van elkaar), en een kritische houding en dialoog (Smaling, 2008).